Normenakrobatiek: Dioxine normen kunnen een factor 1000 omhoog

Yushenko chlooracne (Bijgaande foto is van 2011, maar op 19 februari 2021 was Yoeschenko nog immer in leven volgens Wiki)

Het inmiddels aflopende Duitse dioxineschandaal met veevoer heeft wederom het bekende gezelschapsspel opgeleverd waarbij iedereen zich op zijn favoriete tegenstander richt. De oppo­sitie bestookt minister van landbouw Ilse Aigner, de Groenen vallen de conventionele landbouw aan, de boeren zijn  boos op de voederindustrie, links richt zich op de kapitalistische boeren, de vegetariërs op de vleeslobby en de dierenbeschermers op de intensieve veehouderij, maar de werkelijk verantwoordelijken worden niet aangesproken. De overheid sloot duizenden boerderijen, mensen werden geruïneerd en talloze kippen, kalkoenen en varkens werden „uit voorzorg” afgemaakt. Ik laat hierna zien dat het hier niet om ‚voorzorg’ gaat maar om platte waanzin.

door Hans E. Müller
Voor zijn pensionering werkte prof.dr.dr. H.E.Müller bij het Staatliches Medicinalunter-suchungsamt in Braunschweig

Sinds in juli 1976 bij Seveso in de omgeving van Milaan uit een ketel van de Icmesa fabriek een gifwolk vrijkwam die zich over een gebied van 4 km2 had verspreid kennen we de hoge giftigheid van dioxine, met name het ‘Sevesogif’ 2,3,7,8-tetra­chloordi­ben­zodioxine ofwel TCDD. Bladeren aan bomen en struiken verwelkten en enkele duizenden vogels, muizen, ratten en konijnen bezweken aan het gif. Er waren geen menselijke sterfgevallen maar in een kring om het fabrieksterrein kregen 200 van in totaal 735 men­sen chlooracne. Deze chlooracne wordt door dioxine en andere chloorverbindingen veroorzaakt maar hij onderscheidt zich in niets van de bekende acne uit de puberteit. Seveso werd tot een icoon van de milieubeweging en ‚dioxine’ kreeg een politieke lading. De stof promoveerde tot gevaarlijkste en bovenal kankerverwekkende Supergifstof die ooit door mensen was gemaakt. Maar nergens wordt zo veel gelogen als in de milieupolitiek en dat geldt ook voor dioxine.

Want ondanks de veronderstelde extreme giftigheid van TCDD, waar het milieuministerie tot op heden van uit gaat laten zich de sterfgevallen door dit aller-giftigste gif nog immer op één hand tellen: in 1953 was een arbeider van de chemische fabriek BASF aan een ontstoken alvleesklier gestorven en in 1963 waren vier andere mensen bij een chemisch ongeluk in Amsterdam (Philips Duphar) om het leven gekomen - waarschijnlijk door dioxine. Met iedere andere gifstof, van arseen tot cyaankali vallen echter niet 5 maar ontelbare doden, deels door ongelukken, deels door moord of door zelfmoord. Misschien komt dat lage aantal doden wel door het feit dat iedere andere gifstof makkelijker te verkrijgen is dan dioxine, maar er zijn ook geen sterfgevallen door sluipende vergiftiging. Dit ondanks het feit dat dioxine onbedoeld nagenoeg overal ontstaat waar vuur is (overigens kan de stof ook in wateroplossingen ontstaan). Zo valt in Canada bij bosbranden jaarlijks een kilo dioxine op het land. Hier in Duitsland gaat het om meerdere kilo’s, waarvan circa tweederde uit de metaalverwerkende industrie afkomstig is en een derde uit de verbranding van hout en kolen. Roet zit vol dioxine, maar schoorsteenvegerskanker komt niet door dioxine maar door benzopyreen. Bij frituren of grillen komen de dioxines meteen in de aardappelen en het vlees en bereiken concentraties die ver de normen overschrijden. Maar dit wordt niet onderzocht, niemand maakt zich druk en niemand wordt vergiftigd.

Tot dusverre is er maar één aangetoonde acute vergiftiging met het pure Sevesogif TCDD. Het was een poging tot gifmoord, en hoewel het bij een poging gebleven is, weten we nu meer over de giftigheid van dioxine als de gifmengers van toen. Die hadden de beweringen over de extreme giftigheid van dioxine geloofd en gedacht dat ze daarmee een perfecte moord konden plegen. Dat was in 2004. Tijdens de presidentiële verkiezingsstrijd in de Oekraïne kreeg de op het westen georiënteerde leidende kandidaat Viktor Yoeschenko kort na een diner met hogere ambtenaren van de geheime dienst plotseling last van maagdarmproblemen, buikpijn, overgeven en misselijkheid en hij bleek vervolgens een acute pancreasontsteking te hebben. Die liet hij in Wenen behandelen en daarna stortte hij zich weer in de verkiezingsstrijd. Enkele weken later ontwikkelde hij een omvangrijke acne en zo werd ook de oorzaak voor zijn tot dan raadselachtige ziekte duidelijk. Want de acne was een chlooracne en Yoeschenko’s bloed bevatte met 110.000 pico­gram (pg) TCDD per gram vet ongeveer 50.000 maal meer dioxine dan het bloed van de gemiddelde Europeaan. Hij had tenminste 5-10 mil­ligram pure TCDD in zijn eten gekregen. Die heeft hij overleefd en hij leeft nog steeds. Ook zijn chlooracne heeft zich na 6 jaar duidelijk verbeterd, want de uitscheiding van de dioxine verloopt bij hem veel sneller dan tot dusver werd aangenomen. De halfwaardetijd van 7 jaar die voor dioxine in het menselijk lichaam geldt blijkt bij Yoeschenko slechts 16 maanden te bedragen. (Zie hier twee stukken uit de Lancet over deze zaak)

Chlooracne is het enige karakteristieke vergiftigingssymptoom. Dat zag men bij alle dioxinevergiftigingen, bij BASF, bij Seveso, bij Yoeschenko en bij enkele individuele gevallen. De laagste waarden in het bloedvet lagen rond de 10.000 pg/g, de hoogste iets onder de 200.000 pg/g. Des te verbazingwekkender was een studie uit Japan, waar traditioneel veel vis gegeten wordt en ook veel dioxine ontstaat. Hier vond men bij de gezonde bevolking zowel bij vissers - die veel vis eten - als bij boeren - die weinig vis eten - dioxineconcentraties van 100.000, 160.000 respectievelijk. 80.000 pg/g bloedvet (zie hier). De hoeveelheden dioxine bij deze volledig gezonde mensen zonder chlooracne waren dus nog hoger dan bij Yoeschenko of de slachtoffers van Seveso.

Maar Japan kan niet als voorbeeld dienen, want de milieumaatregelen gaan hier duidelijk minder ver. Dat laten meerdere Japanse milieurampen zien, zoals de Minamata-ziekte in de 50-60-er jaren door methylkwik. Duitsland is in deze vergelijking het exacte tegenbeeld. “Wij willen deze gifstof niet in onze levensmiddelen. Daarom zetten we de norm zo laag als mogelijk”, aldus de oorspronkelijke onderbouwing van het milieuministerie. Toen de detectiegrens van TCDD na Seveso in de pico­gram-range kwam en dus in biljoenste grammen kon worden uitgedrukt, werd de norm op 1 picogram per gram (10-12) gezet en dat werd later door de EU overgenomen. De norm is niet gebaseerd op de daadwerkelijke giftigheid maar op de illusie van een dioxinevrije wereld - die niet bestaat. Nu variëren de dioxinenormen tussen 1 en 3 pg/g, maar weer niet bij vissen, daar geldt 25 pg/g als bovengrens en zoetwatervissen, of die uit de Oostzee kan men het beste maar helemaal niet onderzoeken. Ook moedermelk bevat meer dioxine als de wet toelaat. Zuigelingen krijgen daardoor 10x meer dioxine binnen als volwassenen. „Geen probleem” zegt de WHO, want het belang van moedermelk voor de zuigeling overstijgt ruimschoots het gevaar van de dioxine. Dat is helemaal waar want de dioxine in de moedermelk is net zo weinig toxisch als die in eieren of vlees van dieren die met dioxine vervuild voedsel hebben gegeten en die daarna werden ‚geruimd’. Want mensen zijn voor dioxine veel ongevoeliger als het milieuministerie en de EU willen toegeven. Ze zijn meer dan duizendmaal resistenter dan cavia’s, honderdmaal resi­sten­ter dan apen, honden, konijnen of de muizen op wiens gevoeligheid de dioxinenormen gebaseerd zijn. En omdat daar bovenop nog een veiligheidsfactor van 1000 is toegepast zijn de normen onzinnig laag.

Normaal gesproken worden grenswaarden voor gifstoffen als benzopyreen, cadmium of kwik ­vastgesteld op een verdraaglijke en voor de menselijke gezondheid ongevaarlijke concentratie die doorgaans 100 keer - soms 1000 keer - onder het niveau van daadwerkelijke giftigheid zit. Maar de dioxine grenswaarde is een miljoen keer lager dan het niveau waarbij vergiftigingsverschijnselen optreden. De grenswaarde voor dioxine is daarmee 1000 maal scherper dan gebruikelijk.

In tegenstelling tot dioxine is benzopyreen genoto­xisch en daarmee een echte kankerverwekker. De stof veroorzaakt kanker door rechtstreekse aantasting van het erfelijk materiaal, terwijl dioxine alleen enzymen activeert en als zogenaamde ‚promotorstof’ alleen werkzaam is bij reeds bestaande kankercellen. Daarom is de kans op kanker bij mensen die veel dioxine binnen hebben gekregen vergelijkbaar met geaccepteerde risico’s van alledag zoals die veroorzaakt worden door alcoholgebruik, fijnstof, radon of roken. Benzopyreen daarentegen veroorzaakt regelmatig schoorsteenvegerskanker, maar desondanks liggen de grenswaarden daarvan in levensmiddelen 1000 maal hoger.

Als de voor de gezondheidsnormen verantwoordelijke politici met één maat zouden meten dan zou het eerlijker en consequenter zijn om alle grenswaarden een factor 1000 lager te zetten. Dan zouden allerlei zaken uit het dagelijks leven verboden worden en zouden er talrijke gezondheidsschandalen optreden wegens overschrijding van die waarden en bedreiging van de gezondheid. Men zou dan uiteindelijk toe moeten geven dat deze grenswaarden onbezonnen zijn.

Een zinvoller alternatief is het aanpassen van de dioxine-grenswaarden aan de werkelijkheid en hun verhoging tot het niveau dat gehanteerd wordt voor vergelijkbare problematische stoffen. Als streefwaarde met een waarschuwingsfunctie kunnen ze blijven. Want de incidentele overschrijdingen van de streef- respectievelijk grenswaarden hebben op de menselijke gezondheid en welbevinden niet de geringste invloed. Dat bewijzen de sussende uitspraken waarmee politici reageren op bezorgde vragen uit het publiek of ze ondanks het dioxineschandaal nog eieren, kippen of varkensvlees mogen eten. Natuurlijk mogen ze dat!

Het dioxine­schandaal is in werkelijkheid een schandaal van grenswaarden en een parodie van een gezondheidsbeleid dat liever massa’s dieren opoffert en boeren ruïneert dan eerlijk durft te zijn.

 

Add new comment