Broeikasverhaal Thomas Moore |
Ook de hete zomer heeft niet het definitieve bewijs geleverd dat de aarde aan het opwarmen is (er zijn nog plenty wetenschappers die eerder een nieuwe ijstijd zien aankomen) maar stel nu eens dat de aarde in de komende decennia echt een paar graden warmer wordt….. zou dat erg zijn? Nee zegt de Amerikaanse onderzoeker dr. Thomas Gale Moore van de Stanford Universiteit. Volgens hem is er alle reden om een eventuele opwarming met vreugde tegemoet te zien – een warmere wereld is gezonder, rijker, prettiger. En zelfs groener, als we tenminste voldoende CO2 in de lucht blijven lozen.
Langs de kust van Groenland vaart op dit ogenblik een luxe zeiljacht (16 meter) met aan boord drie Nederlandse milieuactivisten en een cameracrew. Jeroen, Stef en Ewald van de organisatie Fairnature, een soort Greenpeace-kloon, proberen zo aandacht te krijgen voor het wegsmelten van de ijskappen op de polen. De ijsbeer krijgt daardoor steeds minder ruimte (Aan de Noordpool wel te verstaan, op de Zuidpool komt dit onplezierig creatuur niet voor) en ook de Inuit (zoals de Eskimo’s zich liever laten noemen) zouden steeds meer problemen krijgen. Op de stations in Nederland wordt via billboards verslag gedaan van deze campagne.
Jeroen, Stef en Ewald zijn niet de eersten die als gevolg van een klimaatsverandering naar Groenland varen, zo maakt Thomas Gale Moore duidelijk in zijn boek Climate of Fear. Ruwweg duizend jaar terug, in 930, deden de Noormannen precies hetzelfde. Ze koloniseerden het blijkbaar groene land en verbouwden er maïs en graan en vonden er rendieren en ‘gewone’ beren. Ze konden hun doden in de grond begraven, op plekken waar dat volgens Moore vandaag de dag – ondanks de warme negentiger jaren – nog steeds niet mogelijk is.
De wereld was in de middeleeuwen enkele graden warmer dan nu. Als gevolg daarvan kon in Europa meer voedsel verbouwd worden, en dat had weer tot gevolg dat de bevolking fors toenam, veel meer dan in de koude eeuwen daarvoor. Het stimuleerde de Noormannen om wereldwijd op ontdekkingsreis te gaan, door het mooie weer was de ‘stormzone’ voldoende naar het noorden opgeschoven om dergelijke gewaagde tochten te ondernemen.
De kathedralen in West Europa werden in deze periode gebouwd, volgens Moore een ander bewijs van de gunstige invloed van het klimaat. Ook in andere fasen van de geschiedenis ziet Moore steeds een samengaan van temperatuursverhoging met een bloei van de menselijke cultuur. Het was niet allemaal koek en ei: bij stijging van de temperatuur stijgt de zeespiegel en kunnen laaggelegen gebieden onderlopen. Niettemin concludeert Moore dat het eindsaldo van deze periode positief was: bevolkingsgroei, rijkdom, vooruitgang.
Maar het werd kouder. Rond plm 1300 brak de Kleine IJstijd aan. Op Groenland werd leven onmogelijk, de rendieren moesten plaats maken voor ijsberen en Jeroen, Stef en Ewald waren er nog niet. Ook in West Europa werd het een stuk kouder met navenante gevolgen en deze Kleine IJstijd is nog steeds niet helemaal afgelopen in de zin dat de huidige temperaturen nog steeds niet op het comfortabele niveau van de middeleeuwen zijn.
Er bestaat niet zoiets als een stabiel klimaat. Sinds honderden miljoenen jaren verandert het klimaat op deze planeet voortdurend, en in 99,999% van de gevallen heeft de mens daar niets mee te maken. Dat die menselijke invloed nu wel te meten is, zegt vooral iets over de vooruitgang van de meettechniek, het oude grapje van de muis en de olifant die over een bruggetje lopen en waarbij de muis zegt:’wat stampen we lekker hé’ geeft de verhouding tussen mens en natuur nog het beste weer. Het is onduidelijk waarom Jeroen Stef en Ewald het zo verschrikkelijk vinden dat de ijsbeer een stapje terug moet doen, waarschijnlijk komen er rendieren voor in de plaats. Zijn die minder waard? Of zien ze de natuur als een museum waar niets mag veranderen?
Als je in de broeikasdiscussie tegenwerpt dat een warmer klimaat toch ook aangenamer kan zijn wordt meewarig gekeken alsof je je met trivialiteiten bezig houdt. In zijn boek maakt Moore echter duidelijk dat het hier helemaal niet om trivialiteiten gaat. Wie kijkt naar de massale volksbewegingen iedere zomer richting het zuiden wordt duidelijk dat de noordelijke volkeren snakken naar een beetje warmte. Gepensioneerden overwinteren in Spanje, niet in Lapland. Een uitbreiding van de warmere gebieden betekent dan een enorme besparing op dat soort kosten en maakt het leven aangenamer voor mensen die zich zo’n vakantie/zonnepensioen niet kunnen veroorloven.
Maar wellicht belangrijker zijn de effecten op de gezondheid. Allerwegen wordt gevreesd dat de opwarming van de aarde gepaard zal gaan met toename van ziektes die door insecten worden overgebracht, zoals bijvoorbeeld malaria en dengue koorts. Maar een ziekte als malaria is helemaal niet afhankelijk van warmte, het is nog maar enkele decennia terug dat malaria uitgebreid voorkwam in onze eigen contreien (en andere gematigde klimaatzones) . Dat wij hier geen malaria meer hebben en een land als Maleisië nog wel heeft veel meer te maken met een goede bestrijding van de malariamug en die is weer van welvaart afhankelijk. De enige reden die Moore kan bedenken waarom malaria in onze streken terug zou kunnen keren is de druk die de milieubeweging in de VS evenals in Nederland uitoefent om her en der weer moerassen aan te leggen, want daar komen muggen graag.
Dengue koorts zou wel met warmte samenhangen, maar in zijn boek laat Moore zien hoe de Mexicaanse stad Reynosa enige tijd terug duizenden gevallen telde van deze ziekte terwijl de daar vlakbij gelegen, net zo hete Texaanse stad Hidalgo slechts enkele gevallen kende. Ergo: dit soort ziektes hangt samen met welvaart en hygiëne, niet met temperatuur.
In een hittegolf sterven extra mensen, dat hebben recente berichten uit Frankrijk over 10.000 extra doden wel bewezen. De Franse cijfers zijn wel heel erg hoog in vergelijking met andere landen, maar in deze context is dit sowieso niet zo belangrijk omdat de opwarming van de aarde zich naar verrwachting niet zal manifesteren via hittegolven, maar vooral via warmere winters. En de winter is volgens Moore een dubbel zo grote killer als de zomer. Netteo, zo verwacht Moore, zal een warmer klimaat (ook door een vermindering van het aantal zware stormen die levens eisen e.d.) levens redden, hij schat zo’n 40.000 per jaar in de VS alleen. Hij vindt daarvoor ook historisch bewijs: in eerdere warme periodes op aarde leefden de mensen ook langer.
Ook economisch gaat het in warmere periodes beter, uiteraard niet in alle sectoren, maar als Moore de verlies en winstrekening opmaakt komt hij tot een batig saldo van jaarlijks 100 miljard dollar voor de VS. Tegen die achtergrond wordt het opeens duidelijker waarom Bush niet zo’n zin had het Kyotoverdrag – dat alleen maar enorme kosten met zich meebrengt – uit te voeren.
Moores boek dateert uit 1998, maar het heeft niet aan actualiteit ingeboet, vooral niet omdat het IPCC, het internationale orgaan dat geacht wordt het broeikaseffect te onderzoeken hem volledig negeert. Moore’s curriculum vitae staat op zijn website aan de Stanford universiteit en dat kun je aardig samenvatten door te zeggen dat het niet gebruikelijk is om hem te negeren. Het IPCC heeft er blijkbaar voor gekozen zijn sombere voorspellingen niet te ‘vervuilen’ met optimische visies, hoe goed gedocumenteerd die ook zijn.
Van andere kanten heeft Moore overigens wel steun gekregen. Hij wijst op een Engelse overheidsstudie die opgezet was om te bezien wat het uitzonderlijk warme jaar 1995 voor gezondheidsgevolgen had voor Engeland en Wales. De conclusie was dat er dat jaar 17.500 minder mensen gestorven waren. Een stijging van 3% Celsius zou (op jaarbasis) de sterfte met 3% doen dalen.
Aan de universiteit van Illinois werd gevonden dat de warme winter van 2001/2002 een belangrijke factor was in het voorkomen dat de economie van de Verenigde Staten in een nog diepere depressie belandde. In de ski-resorts, in de productie van winterkleding en de productie van sneeuwschuiven en dergelijke werd weliswaar een verlies geleden van ongeveer een half miljard, maar daar tegenover stond een winst van 21 miljard dollar. Die werd gerealiseerd via uitgespaarde verwarmingskosten, minder kosten bij de sneeuwbestrijding en het doorwerken in de bouw. Vooral de huizenbouw maakte een boom door. Er was maar één zware storm die schade veroorzaakte, en veel minder overstromingen als gevolg van het smelten van de sneeuw. Er waren minder vertragingen bij het vervoer, de snelwegen behoefden minder onderhoud enzovoort.
En de natuur dan? Gaat het weer alleen om de centen? Sterven er geen dier- of plantensoorten uit? Waarschijnlijk wel enkele zegt Moore, maar zo bijzonder is dat uitsterven niet, 99% van alle soorten die er ooit op aarde waren zijn uitgestorven. Maar het zal meevallen zo meent hij want de aarde als geheel is steeds groener aan het worden en zal daarom juist meer ruimte bieden aan allerlei soorten. Overigens vindt Moore dat het belang van biodiversiteit oor mensen nogal overdreven wordt. Van het verdwijnen van de mug zouden we waarschijnlijk een stuk beter worden en het belang van bijvoorbeeld oerwouden als potentiële bron van geneesmiddelen is tot dusver weinig gebleken. Het zoeken naar die geneesmiddelen in het oerwoud is dusdanig gecompliceerd en duur dat je daar eigenlijk niet aan moet beginnen.
Voor menigeen is dit ketterij van de ergste soort: wie een groenere planeet wil moet meer fossiele brandstoffen verstoken. De CO2 die daarbij vrijkomt heeft behalve een (betwist) opwarmingseffect ook een (onbetwist) effect als meststof. Meer CO2 in de lucht betekent een snellere groei van planten Diverse studies hebben die vergroening dan ook waargenomen. De Chrístian Science Monitor meldt bijvoorbeeld dat sinds 1980 de wereldproductie aan ‘groen‘ met 6% is toegenomen. Vooral de Amazone was er behoorlijk van opgeknapt. Zelfs de toch in somberheden grossierende IPCC, geeft toe dat waarschijnlijk de hoeveelheid bossen op de planeet zo toe zullen nemen dat de prijs van het hout zal zakken. De conclusie is onontkoombaar: kolencentrales leveren groenere energie dan windmolens.
Toch is het niet allemaal goud wat er blinkt: er zijn ook negatieve effecten. Moore richt zich hoofdzakelijk op de Verenigde Staten waar de maatschappij net als in Europa dusdanig ontwikkeld is dat men van het klimaat hoe dan ook niet zo veel meer te duchten heeft. In de derde wereld is dat anders. Alhoewel men de meeste opwarming van de juist verwacht in de gematigde streken (zoals de onze) verwacht men voor de derde wereld vooral dat de stijging van de zeespiegel een probleem zal vormen.
Een van de grote voorbeelden die hier altijd wordt aangehaald is het eilandje Tuvalu in de Stille Oceaan. Het steekt op zijn hoogste punt vier meter boven de oceaan uit en is dus een kandidaat voor overstroming. Hoewel van enige stijging van die zeespiegel nog niets is gebleken spreekt men op Tuvalu nu hardop over evacuatie van de plm 10.000 bewoners naar een Australisch eiland in de buurt.
Het is vreemd: de mensen die in de uiterwaarden van de Maas een woning bouwen worden voor gek versleten, maar de mensen in Tuvalu vormen blijkbaar een argument om honderden miljarden uit te geven. Nog vreemder is dat bijvoorbeeld de Europese gemeenschap enkele miljoenen Euro’s ter beschikking heeft gesteld aan Tuvalu, niet om dijken aan te leggen – dat zou toch prioriteit moeten hebben? – maar om schooltjes te stichten. Ook het plan van de Utrechtse prof Schuiling om de eilandjes hoger te leggen wordt genegeerd. Schuiling bepleit om her en der op deze eilanden gaten in de grond te boren en daarin een forse hoeveelheid afvalzuren van de chemische industrie (zwavelzuur en zo) te pompen. De leemlaag onder zo’n eiland zou daarmee veranderen in gips en dat heeft een veel groter volume. Daardoor zouden de eilandjes opgetild worden. In een oude Limburgse mijn heeft Schuiling al laten zien dat zijn idee werkt, maar ondanks alle bangmakerij is het gebrek aan scholing voor de mensen op Tuvalu blijkbaar nog steeds belangrijker dan het gevaar dat ze straks verdrinken.
We zijn gewend dat journalisten te hard van stapel lopen. Maar als het gaat om het broeikaseffect kunnen wetenschappers er ook wat van. In het Parool voorziet KNMI-medewerker Van Dorland dat de maatschappij een stijging van de zeespiegel van 3 meter over een periode van 1000 jaar niet aan zal kunnen. 3 meter in duizend jaar? In de afgelopen 10.000 jaar steeg de zee 40-50 meter, maar dreigen met hoe slecht het met ons zou kunnen gaan over 1000 jaar, wat moet je er mee? Zou Van Dorland zelf in een rubberbootje op zolder slapen?
Of Dr Moore gelijk heeft met zijn positieve verwachtingen kan ik ook niet beoordelen, maar zeker lijkt wel dat er veel te weinig gekeken wordt naar de mogelijk positieve gevolgen van de opwarming. En als die opwarming uberhaupt al plaatsvindt dan hebben we zelfs volgens de meest pessimistische voorspellingen nog ruim voldoende tijd om te besluiten of we $150-350 miljard per jaar uit gaan geven om de wereldeconomie grootschalig te vertragen of voor een fractie van dat bedrag de dijken in Bangla Desh te verhogen. Als Moore iets aantoont dan is het wel dat angst een slechte raadgever is. En dat zijn veel mensen vergeten.
Het boek van Moore staat integraal op http://www.cato.org/pubs/books/climate/climatepdf.html
|
HP/De Tijd, augustus |
2003 |
36341 |
Theo Richel |
2 |
Me Tarzan, You Jane |
<a href="pdf/TarzanJane.pdf">Hier staat van dit artikel een pdf-file</a>
|
HP/De Tijd 13 augustus |
2004 |
36342 |
Theo Richel |
2 |
Anorexia longaeva |
De keuken van de Californische computerprogrammeur Tim Freeman wordt maar eenmaal per week gebruikt. Dan komt zijn schoonmoeder om weer een weekvoorraad ontbijten, een weekvoorraad lunch of een weekvoorraad diners aan te maken en die verdeeld over dagelijkse porties in te vriezen. Want Freeman eet - sedert medio 1996 -nogal monotoon, ontbijt, lunch en diner zijn weliswaar verschillend, maar alle dagen van de week is het dezelfde kost. Lekker is dat niet, maar dat is ook niet de bedoeling, want dan ga je al gauw veel te veel eten. Freeman noemt het zelf 'non-gourmet-cooking': een zeer sobere keuken die zich vooral kenmerkt door een absoluut minimum aan calorieën, want alleen op die manier kan hij - zo voorspelt wetenschappelijk onderzoek - spectaculair oud worden. Als met hem hetzelfde gebeurt als met talloze proefdieren voor hem dan zou hij zelfs 190 jaar kunnen worden.
De zoektocht naar het levenselixir is van alle tijden: injecties met gestampte hondentestikels, een dagelijkse consumptie van yoghurt of het slikken van megadoses vitamines zijn maar enkele van de vele middelen die in de loop der eeuwen zijn aanbevolen om de dood op afstand te houden. In wetenschappelijk onderzoek bleef van de meeste weinig over. Op het ogenblik is er veel aandacht voor vitamines, maar nu is al zeker dat de levensverlengende effecten van die vitamines in het niet vallen bij die van 'anorexia longaeva', calorische restrictie voor een langer leven.
Wetenschappers kennen het fenomeen al sinds de 30-er jaren: je neemt twee groepen ratten. De ene groep ratten laat je eten zoals mensen eten: in overvloed, als ze iets willen hebben hoeven ze er maar naar toe te lopen en te happen. Die groep ratten leeft zo'n 750 dagen en dat vergelijken wetenschappers dan wel eens met een mensenleeftijd van 75 jaar. En ook vergelijkbaar met mensen sterven ze nogal massaal aan kanker. De andere groep ratten heeft minder keuze: die krijgt een dieet dat qua calorieën neerkomt op zo'n 60-70% van de eerste groep, maar men zorgt er wel voor dat ze voldoende vitamines en mineralen binnen krijgen. Die groep leeft veel langer als de eerste groep, zo'n 1200 dagen met uitschieters tot 1900 dagen - en dat zou dan vergelijkbaar moeten zijn met een mensenleeftijd van 190 jaar. Vergeleken met de 'ad libitum' groep (de groep ratten die tot verzadiging kon eten) had de hongerende groep slechts 7% van de kankers. Pikant onderdeel is bovendien dat de ratten in deze onderzoeken vaak geheel synthetisch vervaardigd voedsel kregen.
Vanuit een soort verbijstering: dit kan toch niet waar zijn? is dit onderzoek in de afgelopen decennia diverse malen over gedaan, en iedere keer bleek weer dat de hongerende proefdieren langer leefden. En waarschijnlijk ook leuker: tot op hoge leeftijd bleken de ratten te copuleren hetgeen als een teken van levenslust wordt gezien. Een van die onderzoekers is de inmiddels gepensioneerde Nederlandse hoogleraar Gerrit Bras.
Bras, 85, volgt geen bijzonder dieet. Hoeveel caloriëen hij zelf consumeert weet-ie niet, de weegschaal vertelt hem wanneer hij teveel eet, en dan 'pijnigt' hij zichzelf door minder te eten. Gevraagd naar de opofferingenen komt Bras niet verder dan te vertellen dat hij geen koekjes bij de koffie eet. Dat lijkt peanuts, zo argumenteert hij, maar dat scheelt op jaarbasis wel 2 kilo. Met zijn lengte van 1.91 en een gewicht van 85 kilo heeft hij een quetelet index van 23, hetgeen als ideaal valt te omschrijven. Zelf zou hij nog wel een paar kilo kwijt willen. Verder is hij altijd een enthousiast sporter geweest, vroeger boksen, tegenwoordig hardlopen. Dat is weliswaar stierlijk vervelend maar bij een teamsport, moet je steeds met anderen rekening houden. Verder is Bras ervan overtuigd dat hij zo gezond is gebleven omdat hij decennia terug minder hard is gaan werken, moest gaan werken, want zijn zoontje weigerde te gaan slapen voordat-ie zijn vader had gezien.
Professor Bras hongert in stilte en zo merkt-ie niet dat inmiddels sprake is van een soort van beweging van mensen die zichzelf op een hongerdieet hebben gezet. Onbetwiste leider van die beweging is de Californische onderzoeker Roy Walford, ooit hoogleraar aan de Universiteit van Californië, dichter, journalist, arts en de laatste jaren vooral beroemd als schrijver van hongerkookboeken. Walford, inmiddels een eind in de zeventig, toonde in de jaren zestig met proefdieren aan dat je niet per se al meteen als zuigeling op een hongerdieet moet gaan om de voordelen van een langer leven te kunnen plukken. In eerdere onderzoeken had men gevonden dat proefdieren die van de een op de andere dag minder calorieën binnen kregen juist korter leefden, maar Walford liet zien dat wie geleidelijk over gaat ook kan 'rekenen' op een langer leven.
Hoewel 'rekenen'? Zijn er dan aanwijzingen dat een dergelijk dieet ook werkzaam is bij mensen? Het definitieve bewijs is natuurlijk nog niet geleverd, zo'n experiment zou langer dan een eeuw duren, maar het wordt wel steeds waarschijnlijker dat calorische restrictie bij mensen werkzaam is.
• Inmiddels zijn niet alleen bij ratten en muizen maar ook bij andere proefdieren (honden) dergelijke experimenten gedaan. De uitslagen bevestigen de hooggespannen verwachtingen.
• Er lopen nu enkele experimenten met apen. Genetisch wijken apen nauwelijks af van mensen, en met de nodige voorzichtigheid mag je hopen dat wat bij apen werkt ook bij mensen werkt. Het 'nadeel' van zo'n experiment: apen leven zo'n veertig jaar, dus het duurt nog wel even voordat we definitief weten of het waar is. In de tussentijd moeten we het doen met zogeheten 'biomarkers', meetgegevens die vertellen of bij de hongerende apen de verouderingsklok langzamer loopt. En dat doet-ie tot dusver: zaken als cholesterolgehalte of de hoogte van de bloeddruk zijn bij de hongerende apen steeds 'jonger' als bij hun smullende soortgenoten.
• In het begin van de 90-er jaren was er veel aandacht voor het experiment met Biosphere2 in de Amerikaanse staat Arizona. Dit was een overdekt gebied van enkele hectaren waar een groep van 8 mensen gedurende twee jaar werd opgesloten teneinde te ontdekken of het mogelijk is in een dergelijk geïsoleerd milieu een leven op te bouwen. De bewoners werden geacht zelf hun voedsel te verbouwen, allemaal met in het achterhoofd om ooit menselijke kolonisatie van de ruimte mogelijk te maken. Biosphere2 kreeg wereldwijd publiciteit, maar minder aandacht was er voor de persoon die voor de deelnemers als dorpsdokter' zou fungeren, dat was Roy Walford. Het was niet zijn vooropgezette bedoeling om hier een humaan experiment te doen met calorische restrictie, maar toen bleek dat de land- en tuinbouw op dit kleine stukje grond toch minder productief was dan gehoopt was er geen andere mogelijkheid. In plaats van de verwachte dagelijkse hoeveelheid van 2500 calorieën kregen de deelnemers slechts zo'n 1800 calorieën, en daarmee werd Biosphere2 het eerste menselijke experiment met calorische restrictie.
En met indrukwekkende resultaten: Volgens Walford zakten de waarden van cholesterol en bloeddruk naar niveaus die met geneesmiddelen niet te bereiken zijn. Toen Biosphere2 open ging kwamen er dus 8 supergezonde, verjongde, bio-nauten naar buiten.
(Maar helaas ook wel enigszins geïrriteerde bio-nauten. De sfeer binnen was niet optimaal, en hoewel Walford er geen woorden aan besteed kunnen die irritaties best terug te voeren zijn op het voortdurende gevoel van honger dat de deelnemers plaagde).
Een bekende tegenwerping tegen calorische restrictie is dat uit de statistieken zou blijken dat iets te dikke mensen juist langer leven dan magere mensen. Walford: 'Natuurlijk mager is niet hetzelfde als mager als gevolg van beperking. Mensen die minder wegen ondanks een hoge consumptie hebben een licht verhoogde stofwisselingssnelheid en een verhoogde temperatuur, en dat verkleint allebei je levenskansen. Mensen die te weinig wegen omdat ze te weinig, maar ook te slecht eten, verkleinen eveneens hun kansen. Als je het type mens bent dat makkelijk aankomt, en je verkiest te gaan vermageren, dan heb je een grotere kans op een langer leven. Van nature magere mensen zouden langer kunnen leven, als ze minder zouden gaan eten, zonder slecht te eten'.
Dat is de kern van Walfords betoog:'undernutrition, without malnutrion'. Walford adviseert om in een periode van enkele jaren terug te schakelen naar een dieet van zo'n 1500 calorieën per dag. Walford vindt het echter het makkelijkste om 5 dagen per week zo'n 2000 calorieën te eten, en twee dagen in het geheel niet. Wie zo weinig calorieën consumeert riskeert een tekort aan vitamines en derhalve slikt Walford die in pilvorm bij. Hij noemt zijn dieet het Hoog/laag dieet. Hoog in voedingsstoffen als vitamines en mineralen, laag in calorieën.
Roy Walford verzet zich hevig tegen de gedachte dat zijn programma voor overleving de lol uit het leven zou halen. Tegenover Paris Match verklaarde hij:'Mijn energie is vertienvoudigd, zowel fysiek als intellectueel. Mijn geest is veel helderder. Ik kan 's avonds veel langer doorwerken, zonder boven mijn stukken in slaap te vallen. Mijn waarneming is veel scherper geworden. Sexueel ben ik actiever en mijn visie op de toekomst is positiever geworden'. Wie hongert, zo zegt Walford, gaat zich een beetje 'high' voelen en dat is - als je er aan gewend bent - zeer prettig . Tim Freeman voegt daar op zijn website wel aan toe dat hij het eigenlijk - midden in Californië - altijd koud heeft.
De keuken van Tim Freeman
Op zijn website vertelt Tim Freeman hoe zijn dieet er uit ziet. Hij heeft drie 'gerechten':
Gerecht 1 (376 calorieën)
65 gram linzen (rauw)
21 Gram vis uit blik,
14 gram Parmezaanse kaas
110 gram spinazie
125 gram champignons.
Gerecht 2 ( 534 calorieën)
33 gram vis
140 gram spinazie
35 gram sojabonen
13 gram champignons
10 gram Parmezaanse kaas
105 gram Yam
30 gram wilde rijst (rauw)
30 gram tomatensaus uit blik
Gerecht 3 ( 525caloriëen ):
33 gram wilde rijst (rauw)
16 gram parelgort (rauw)
23 gram sojabonen (rauw)
100 gram Yam
35 gram spinazie
17 gram parmezaanse kaas
75 gram rauw bloemkool
30 gram tonijn uit blik
De bereiding hiervan is simpel: zijn schoonmoeder kookt de ingrediënten achter elkaar, niet vanwege smaak, energiebesparing of vitaminebehoud, maar snelheid: zo hoeft het kooknat niet steeds opnieuw opgewarmd te worden.
Freeman heeft precies uitgerekend dat het bovenstaande menu qua vitamines en mineralen geheel voldoet aan de aanbevelingen, hij krijgt dus 'voldoende' binnen..
De reden om uit blik te eten is: daar staan de calorieën tenminste op vermeld.
Zo af en toe eet Tim Freeman 'sociaal' in een restaurant, maar de dag daarna slaat hij dan een maaltijd over.
Iedere dag krijgt Freeman dus ongeveer 1500 calorieën binnen. Zelf vindt hij dat te weinig en daarom snackt hij af en toe bij tot hij de gestelde limiet bereikt en die heeft hij gesteld op 2000 calorieën. Toegestane snacks zijn: vruchten, magere melk, een snee brood en soms een ijsje of twee koekjes (hoewel die laatste volgens zijn zeggen behoorlijk vet zijn).
|
Men's Health, voorjaar |
1999 |
36350 |
Theo Richel |
2 |
Worden we straks 150 tot 200 jaar? |
"We weten dat we het leven van zoogdieren kunnen verlengen' zei dr Judith Campisi van het Berkeley National Laboratory onlangs tegen de New York Times. "Er is geen reden waarom we niet hetzelfde met mensen zouden kunnen doen.
Dr Cynthia Kenyon, hoogleraar biochemie aan de University of California in San Francisco: "Het licht staat overal op groen, en als deze tendens zich doorzet zullen mensen 150 tot 200 jaar kunnen worden, maar zonder jarenlang geteisterd te worden door ouderdomskwalen'.
Dr. Michael Rose, van de University of California in Irvine: 'Ik heb met mijn eigen handen de veroudering van mijn proefdieren uitgesteld. Ik heb het ene organisme op zijn laatste benen zien lopen en een ander organisme dat net zo oud was zien floreren'.
De Nederlandse onderzoeker dr Jan Vijg: 'Er is geen limit to life. Dat was een beetje de hypothese, maar dat is gewoon onzin en dat blijkt ook steeds duidelijker'
Het is nog niet zo lang geleden dat iemand die hardop sprak over het 'vertragen van de veroudering' of over het 'verlengen van het leven' als een op hol geslagen idioot werd gezien. Hoe lang iemand leeft is een zaak van God of van de loterij, maar de mens zelf heeft daar nauwelijks invloed op. Akkoord, door niet te roken en anderszins wat gezonder te leven kun je de dood wellicht iets uitstellen, maar de maximale leeftijd van de mens ligt vast op 110 jaar. Ouder kan een mens niet worden zo menen serieuze wetenschappers al een hele tijd (en als je kijkt naar die gerimpelde tobbers zouden we daar ook maar blij mee moeten zijn).
Nu zijn er diverse wetenschappers die zonder terughoudendheid speculeren over een aanzienlijk langer leven, en een daarvan is de uit Rotterdam afkomstige onderzoeker professor dr. Jan Vijg (45) die tegenwoordig in Texas kankeronderzoek verricht. Vijg heeft tegen de 200 wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan en tien patenten. Echt naam vestigde hij in de wetenschap door de ontwikkeling van een zogeheten 'transgene muis' die een belangrijke rol speelt in het kankeronderzoek.
Maar voor een serieus wetenschapper presenteert Vijg zichzelf met een on-Nederlandse passie en enthousiasme en daar schaamt hij zich niet voor. 'Ik heb altijd een bloedhekel gehad aan dat pessimistische gedoe en het is ook helemaal niet gebaseerd op wetenschappelijke logica maar op religie'. En waarom zou je ook niet enthousiast zijn aan de vooravond van een indrukwekkende verlenging van het leven:
'We worden niet alleen gemiddeld steeds ouder, maar de tijd dat we ziek zijn aan het eind van het leven wordt door allerlei medische vindingen ook steeds kleiner. Soms zijn die simpel zoals dat we niet te veel vet moeten eten en dat we een beetje lichaamsbeweging moeten nemen, maar kijk ook eens naar zaken als beta-blokkers en een heleboel andere geneesmiddelen die je kunt gebruiken tegen een groot aantal verouderingsaandoeningen. Er zijn cholesterolverlagende middelen, de effectiviteit daarvan wordt nog niet meegenomen in de berekeningen over toekomstige levensverwachting. Mensen roken minder en nu komen we steeds dichter bij een manier om diabetes onder controle te krijgen. Verder denk ik dat er ontzettend krachtige aanwijzingen zijn dat vitamine E suppletie heel belangrijk is voor het voorkomen van een groot aantal ziektes. Als je over 5 jaar nog een keer gaat kijken dan zul je tot je verbazing zien dat de gezondheid van de mensen verder is toegenomen, want we zitten middenin een enorme revolutie. Het is natuurlijk speculatie, maar ik denk dat de kans dat mensen die nu rond de 40, 50 zijn misschien wel 150 zullen worden eigenlijk best groot is'.
De echt spectaculaire ontwikkelingen zo verwacht Vijg, zullen komen uit het onderzoek naar het geheim van veroudering. Dat is in zijn ogen belangrijker dan de speurtocht naar de oorzaken en geneeswijzen van ziektes als kanker, hart- en vaatziekten, diabetes, staar, dementie en artritis zoals die nu plaats vindt. Al die kwalen manifesteren zich immers naarmate een mens ouder wordt en als je dus iets doet dat de veroudering, vertraagt, dan stel je daarmee ook die ziektes uit. Dat betekent een dramatische bijdrage aan de gezondheid en de levensverwachting: kwaliteit en kwantiteit ineen!
Hoewel je door gezond te leven de dood een tijdlang buiten de deur kunt houden, en door bijvoorbeeld veel minder te eten (calorische restrictie) naar alle waarschijnlijkheid een leeftijd van boven de 100 jaar binnen bereik krijgt stuit de mens uiteindelijk toch tegen een grens aan die in het genetisch materiaal 'ingebakken' zit. Waar die grens precies ligt weet nog niemand: in weerwil van de beweringen over 110 jaar als maximale leeftijd werd de Franse mevrouw Jeanne Calment 122, en de - bewezen - oudste persoon op aarde is op het ogenblik 118.
Maar hoewel het bij de een sneller gaat als bij de anders, we zijn allemaal onderhevig aan een in de genen ingebakken proces van veroudering. En bij veel wetenschappers heeft de verwachting postgevat dat het mogelijk zou kunnen zijn om die verouderingsgenen te vinden en ze zo te beinvloeden dat we tegelijk minder ziek en ouder worden. Het is een van de redenen waarom op het ogenblik koortsachtig gewerkt wordt aan het in kaart brengen van het genetisch materiaal, de honderdduizenden genen die tesamen de bouwtekening van de mens van de mens vormen. In het jaar 2003 wil men daar mee klaar zijn.
Lange tijd is gedacht dat veroudering 'zin' had, mensen zouden moeten sterven om ruimte te geven aan nieuwe generaties. Maar volgens Jan Vijg is veroudering slechts een bijprodukt van de evolutie. Vijg: 'Alle diersoorten hebben gemeen dat ze nakomelingen willen genereren. Op wat er daarna gebeurt heeft de evolutie steeds minder vat. Als je door een toevallige mutatie een heel beroerd gen produceert waardoor je nooit de reproductieve periode zal bereiken, dan is dat gen na een generatie weg, omdat je nooit nakomelingen krijgt. Als er allerlei genvarianten worden gemaakt, die beroerde effecten hebben op hele late leeftijd, dan is de kans dat ze er in blijven omdat ze worden doorgegeven met de voortplanting. Dan ga je op oudere leeftijd pas dood aan allerlei vreselijke ziektes, maar dan heb je je taak al volbracht. Dat soort mutaties die de veroudering veroorzaken worden als het ware genegeerd omdat ze de voortplanting niet bedreigen. Achter veroudering zit geen functie, het heeft geen nut'.
Jan Vijg meent dat de veroudering door een relatief kleine hoeveelheid genen geregeld wordt: ‘Wanneer er duizenden of misschien wel tienduizenden genen betrokken zijn bij levensduurcontrole dan is het vrijwel onmogelijk dat je de levensduur kunt verlengen want dan zijn er teveel verschillende oorzaken die allemaal even belangrijk kunnen zijn. Maar er zijn de laatste tijd steeds meer aanwijzingen zijn dat veroudering wel degelijk gebaseerd kan zijn op een beperkt aantal genen. Misschien tien, misschien honderd, maar een beperkt aantal. En dat kun je dus afleiden uit een dierexperimenten met lagere diersoorten zoals wormpjes, en sinds heel recent ook muizen. Dan zie je dat wanneer je een gen verandert de levensduur van zo'n muis (een jaar) met een of twee jaar omhoog gaat'.
Maar bij dergelijke experimenten werd bij de proefdieren voor de geboorte het genetisch materiaal veranderd, zoiets zien we nog niet bij mensen gebeuren? Vijg wijst erop dat dat ook helemaal niet hoeft. Als bij dergelijk onderzoek de genen van een dier worden veranderd dan gebeurt dat vooral om een mechanisme te ontrafelen, het wil helemaal niet zeggen dat de later te ontwikkelen therapie ook de genen van de te behandelen patiënt moeten veranderen. Evenzogoed vindt men een geneesmiddel dat de werking van het desbetreffende gen blokkeert of bijstuurt.
Dat is in feite wat de succesvolle cholesterolverlangende geneesmiddelen met de naam Statines doen. Misschien doen antioxidanten (zoals Vitamine E) of de nieuwe antioxidanten cocktails die nu bij de industrie op de tekentafel liggen wel iets vergelijkbaars.
Jan Vijg heeft in de wetenschappelijke wereld bekendheid verworven door het ontwikkelen van een zogeheten transgene muis, een muis waarbij het genetische materiaal voortdurend zo veranderd kan worden dat je de effecten van allerlei experimenten snel kunt meten. Zo hoopt Vijg dat hij de belangrijkste genen die verantwoordelijk zijn voor de veroudering op kan sporen en zodoende de wetenschappelijke grondslag kan leggen voor een geneesmiddel tegen veroudering. Tot die tijd slikt hij dagelijks een aspirientje en een pil om zijn cholesterolniveau binnen de perken te houden. 'Dit is trouwens allemaal op advies van m'n huisarts en zeker niet afwijkend van wat bij mijn weten vrijwel elke amerikaan gebruikt als ze een jaar of veertig zijn. Ik loop alleen op zaterdag en zondag en doe wat aan tennis en hiken, Daarnaast dagelijks 800 eenheden vitamine E, dat is alles wat ik aan mijn eigen gezondheid doe, geen speciale dieten of zo'.
Heb je ook al gefantaseerd over hoe oud je zelf wordt?
'Nou, nee, we moeten reeel blijven, nog nooit waren we zo dicht bij een hele belangrijke doorbraak, maar je kunt op dit moment nog steeds niet met 100% zekerheid zeggen dat veroudering te controleren is door in te grijpen in bepaald processen. Maar ik ben zeker heel optimistisch'.
Kader:
Veroudering zit in de genen: Jeanne Calment.
Ze was wereldberoemd toen ze in 1997 op 122-jarige leeftijd stierf, en niet in het minst omdat ze kort voor haar dood nog een cd had ingezongen (die overigens meer klonk als een woeste kreet uit het jenseits). Franse onderzoekers hebben zich gestort op devraag: als een hoge leeftijd genetisch bepaald is, dan moet de hele familie Calment ouder worden dan andere mensen. Dat bleek ook zo: zo werd bijvoorbeeld haar broer 97 en als je de leeftijd optelt die haar 6 meest recente voorouders bereikten kom je op een totaal van 477 jaar tegen 289 voor een vergelijkbare familie. Een kwart van de 55 familieleden van Jeanne Calment werd ouder dan 80 tegen slechts 2% bij een vergelijkbare familie.
Is de dood op zijn retour?: gentherapie
Een 70-jaar oude man slikte 100 tabletten nitroglycerine per week om zijn angina pectoris (pijn in de hartstreek als gevolg van vergevorderde vaatziekte) te bedwingen. Nou ja bedwingen: hij was zo ziek dat hij al een pilletje moest slikken om voldoende energie te hebben om zich aan te kleden. Al zijn vaten waren dichtgeslibd. Hij was een van de 16 mensen die bij wijze van experiment gentherapie kregen toegediend. Via een kleine insnede in zijn borst werd een nieuw gen gekoppeld aan een schadeloos virus bij hem ingebracht. Het virus dient als transportmiddel voor het gen want het verplaatst zich naar alle cellen en bouwt daar het nieuw gen in. Na enkele weken kon deze meneer weer gewoon lopen en ging als tractor en automonteur aan de slag. Nitroglycerine slikt hij niet meer. De overige deelnemers aan dit onderzoek vertoonden vergelijkbare spectaculaire verbeteringen. Wie het onderzoek leest denkt dat-ie te maken heeft met een kwakzalver die de eeuwige jeugd belooft, maar het betreft hier een gecontroleerd wetenschappelijk experiment aan de Tufts universiteit in Boston dat in een gerespecteerd medisch tijdschrift (Circulation) is gepubliceerd.
Het is nog onduidelijk of deze mensen ook echt langer zullen leven, maar hun kwaliteit van leven is in ieder geval fors verbeterd. Deze patienten hadden oorspronkelijk allemaal dichtgeslibde bloedvaten, en na de gentherapie waren die nog immer dicht maar er bleken naast de dichtgeslibde bloedvaten allerlei nieuwe vaten te zijn gevormd, een soort natuurlijke bypass dus.
Maar naarmate de wetenschappelijke belemmeringen kleiner worden lijkt het menselijk verzet tegen dergelijk onderzoek toe te nemen. Dr Campisi: 'Toen ik onlangs een lezing gaf in Berkeley kwam er een groepje mensen naar me toe en vroeg: hoe durft je dit soort onderzoek te doen. De aarde wordt toch al verkracht door de overbevolking en de vervuiling'.
Kader:
Langer leven door te hongeren, je kunt nu beginnen!
Hoe je langer kunt leven is al langer bekend, en het recept is simpel, maar moeilijk uit te voeren: hongeren./ Al in de dertiger jaren ontdekten onderzoekers dat ratten die normaal 750 dagen (zeg maar 75 jaar bij de mens) leven, drie keer zo oud kunnen worden als ze op een hongerdieet worden gezet.
Hongeren betekent hier: zorgen dat je qua caloriën ongeveer 60% consumeert van wat je anders graag zou eten, maar wel zorgt voor een rijke toevoer aan vitamines en mineralen. Je moet dat regime bovendien niet van de ene op de andere dag instellen (dan verhoog je de kans op sterfte), maar geleidelijk, in een tijd van verschillende jaren. Dat is dus niet eenvoudig. Er zijn wereldwijd enkele honderden mensen bekend die trachten deze calorische restrictie in de praktijk te brengen, en de broemdste ervan is dr Roy Walford van de Universiteit van Californië die ervan uitgaat dat hij zo'n 150 jaar oud zal worden.
|
Men's Health, najaar |
1999 |
36351 |
Theo Richel |
2 |
Ratten doen de macarena |
Als een onderzoeker vertelt dat hij zijn oude ratten een verjongingskuur heeft gegeven als gevolg waarvan ze weer de ‘macarena’ dansten dan lijkt een gezond wantrouwen op zijn plaats. ‘Verjonging’ is al een thema waar serieuze mensen zich ver van houden en ratten die de macarena dansen kom je alleen in Disneyland tegen, niet in een laboratorium.
Maar deze onderzoeker heet Bruce Ames en is al decennia lang één van de meest gerespecteerde wetenschappers ter wereld. Meer dan 400 publikaties in wetenschappelijke tijdschriften, tal van prestigieuze prijzen, een tijd lang nr 23 op de lijst van meest geciteerde wetenschappers en ga zo nog maar even door.
Gek is die man dus zeker niet, maar wellicht probeert hij een winkeltje in voedingssupplementen op te zetten zodat hij de portemonnee een beetje kan vullen? Jawel, onder de naam Juvenon (www.juvenon.com ) heeft Bruce Ames inderdaad een bedrijf opgericht om voedingssupplementen te verkopen, maar financieel zal hij daar nooit veel wijzer van worden. Als er straks al winst wordt gemaakt dan verwacht Ames geen geld: hij heeft zijn aandelen ondergebracht in een aparte stichting en ziet af van vergoeding – nu en in de toekomst. Ames heeft het geld niet nodig, hij is al ‘binnen’ en lijkt dit vooral te doen omdat hij het van maatschappelijk belang -vindt in Amerika geen ongewoon gedrag. Erg waarschijnlijk dat het bedrijf ooit winst zal maken is het overigens niet – maar daarover later – maar als Ames inderdaad zijn ratten weer aan het dansen krijgt dan kan dat enorme consequenties hebben voor de mensheid.
In het wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences – kortweg: PNAS van 19 februari van dit jaar zetten Bruce Ames en Jiankang Liu van de Universiteit van Berkeley, Tory Hagen van het Linus Pauling instituut en diverse andere onderzoekers in drie artikelen (1,2,3,) uiteen wat ze hebben gedaan: gedurende ongeveer een maand kregen bejaarde ratten een combinatie van de overal verkrijgbare voedingssupplementen alfa-liponzuur en acetyl-l-carnitine. Die ratten waren oud (24 tot 28 maanden) en navenant gammel, maar de voedingssupplementen zorgden er na ongeveer één maand voor dat ze verjongden, zowel lichamelijk als cognitief tot ze vergelijkbaar waren met jong volwassen/middelbare ratten. Ze verjongden dus.
Mitochondriën
Aan het begin van de 50-er jaren formuleerde Denham Harman de Free radical Theory of Aging. Veroudering van mens en dier zou een gevolg zijn van een vorm van oxidatie van belangrijke moleculen zoals DNA, RNA, vetten, membranen, enzovoort. Toevoeging van antioxidanten als vitamine C, Vitamine E en beta caroteen konden in reageerbuizen dergelijke oxidatie tegenhouden en bleken dat ook in proefdieren en mensen te kunnen doen. Althans, voor een deel.
Sinds het midden van de jaren 80 worden over de hele wereld enthousiast voedingssupplementen geslikt en daarbij figureert de Free radical Theory of Aging als een belangrijke inspiratiebron. Maar het wetenschappelijk onderzoek is nog immer niet eenduidig over de zin van dat slikken. Veel mensen hebben overduidelijk baat bij extra vitamines, maar in tal van onderzoeken blijkt het effect tegen te vallen, of zelfs afwezig te zijn.
Geleidelijk aan komt een wetenschappelijke consensus bovendrijven dat het verstandig is om dagelijks een stevige multivitaminepreparaat te slikken, de dagelijks aanbevolen hoeveelheden worden wat omhoog gekrikt, maar tegenlijkertijd wordt steeds duidelijker dat men van een dergelijke maatregel vooral geen overdreven verwachtingen moet koesteren.
Ondergetekende heeft een hoge bloeddruk en een fors overgewicht. Twee decennia stevig vitamines slikken hebben blijkbaar niet kunnen verhinderen dat ik nu een risicoprofiel heb dat zich niet bijzonder onderscheidt van andere mannen van mijn leeftijd (47). Dit geeft de relativiteit van vitamines slikken aan, verstandig om te doen, maar ondanks dat liggen er nog allerlei gevaren op de loer – vooral in het eigen lichaam.
Die gevaren zijn nog steeds de ‘vrije radicalen’ (die overigens zijn omgedoopt tot ROS: ‘reactive oxygen species’) maar tegenwoordig gaat de belangstelling vooral uit naar de plaats waar die agressieve moleculen het meest voorkomen en ook het meest schade veroorzaken. Dat gebeurt in de ‘kachels’ van de cel, de plaats waar voedsel daadwerkelijk in energie wordt omgezet, de mitochondriën. Dit is de plek waar de verbranding plaats vindt en waar de meeste vrije radicalen, pardon ROS, vrijkomen die vervolgens datzelfde mitochondrion beschadigen, en het functioneren van de desbtreffende cel in de war sturen. (Het mitochondrion zou een oude bacterie zijn die zich in het lichaam heeft gevestigd en in de loop der evolutie veranderde tot onmisbaar onderdeel van de cel.). Het DNA (het oude bacterie-dna dus) in het mitochondrion zou 10 maal zoveel schade oplopen als het DNA in de kern van de cel. Wie wat aan veroudering – en de daarmee gepaard gaande kwalen – wil doen, die moet zorgen dat hij de verbranding in de mitochondriën onder controle krijgt, dat de schade die ROS veroorzaken wordt beperkt – of hersteld.
Onderzoeker Tory Hagen voegt daar aan toe: ‘Bij veroudering zie je veel verschillende dingen gebeuren in de mitochondriën en die hebben uiteindelijk consequenties voor de cel. Als je de mitochondriën beter laat functioneren, dan heb je een middel dat tenminste het begin van een aantal verouderingsgerelateerde ziektes kan uitstellen of hopelijk omkeren, herstellen van wat al is kapot gemaakt’.
Al eerder was bekend dat de stof acetyl-l-carnitine een voor het correct functioneren van het mitochondrion uiterst belangrijk is (als transporteur van vetzuren), maar dat de beschikbare hoeveelheid in het lichaam afneemt met het ouder worden. Dat afnemen zou een gevolg zijn van de schade die ROS veroorzaken. Supplementering met acetyl-l-carnitine bleek – bij ratten – voor een herstel van het functioneren van het mitochondrion te zorgen (5): de verbranding in het mitochondrion kwam weer op gang en de oude ratten begonnen ook weer te bewegen. Niet helemaal als jonge ratten, maar er was wel degelijk sprake van een verjonging. In dit onderzoek werd echter ook een belangrijk neveneffect geconstateerd: met het weer op gang komen van het mitochondrion nam ook de oxidatieve stress toe: er werd meer zuurstof omgezet – meer ROS - en de concentraties vitamine C en glutathion – die normaal gesproken de ROS neutraliseren - daalden tientallen procenten. De suggestie was: alleen toediening van acetyl carnitine zou wellicht een verbetering van de kwaliteit van het rattenleven tot gevolg hebben, maar gezien de toename van oxidatieve stress ook een verkorting van dat rattenleven door een versnelde veroudering.
In een volgend experiment met een andere groep ratten werd daarom een extra antioxidant toegevoegd:liponzuur, een antioxidant dat van nature in het mitochondrion voorkomt en dat bovendien in staat is intracellulaire concentraties vitamine C en glutathion te verhogen.
Met deze combinatiebehandeling van acetyl-l-carnitine en liponzuur leefden de oude ratten op en dansten de Macarena, aldus Bruce Ames, ‘Hun hersenen zagen er beter uit, ze zitten vol energie, waar we ook naar keken, het was steeds een verjongd dier’. De combinatie werkte beter dan de supplementering met alleen carnitine.
"Deze dieren leken veel krachtiger en veel actiever dan de dieren die deze voedingssupplementen niet kregen, en dat was een signaal van een grote verbetering van de gezondheid en het welzijn van deze dieren’ aldus mede onderzoeker Tory M. Hagen, tegenwoordig verbonden aan het Linus Pauling Institute aan de Oregon State University in Corvallis. "We zagen ook een herstel van het geheugenverlies. Dit is een verbetering op twee sporen tegelijk die zowel significant als uniek is. Dit begint nu echt te exploderen van het gebied van basale research naar de mensen zelf’.
Het totale antioxidatieve systeem van de ratten begon beter te functioneren, en dat suggereert dat Ames en de zijnen hun vingers hebben gelegd op een belangrijk onderdeel van de machine die ons laat verouderen. Zo bleken de concentraties vitamine C in (lever-)cellen weer omhoog te gaan naar jeugdige niveaus en daalde de concentratie malondialdehyde (een eindproduct en indicator van oxidatieve schade) naar jeugdige niveaus.
"We hebben de afname in activiteit zoals je die bij oude ratten ziet significant omgebogen in het typische activiteitenpatroon zoals je dat bij een volwassen rat van 7-10 maanden oud ziet, zegt Ames.
Tory Hagen voegt daar aan toe: ‘Dit is het equivalent van van het verjongen van 75-80 jarigen tot middelbare leeftijd. We hebben nu alleen maar korte termijn effecten gezien, maar deze resultaten geven alle reden om de effecten op lange termijn ook te onderzoeken’.
Patent
De combinatie van acetyl-l-carnitine met liponzuur, eventueel aangevuld met creatine en Coenzyme Q10 is door de universiteit van Berkely gepatenteerd als middel tegen de verouderingsgerelateerde aftakeling van het geheugen. Het gaan dan om de ‘gewone vergeetachtigheid’, niet om Alzheimer of andere vormen van dementie. Dat zou ook de belangrijkste reden zijn voor de oprichting van het bedrijf Juvenon waar Ames nu wetenschappelijk directeur van is. Een dagelijkse consumptie van tussen de 0.12 en 3 gram carnitine en 0.12 gram tot 1.5 gram liponzuur zouden de ‘benign forgetfulnes’ moeten bedwingen. Verdere toepassingen ziet men bij koolmonoxidevergiftiging, geheugenproblemen die met diabetes samengaan, obsessive-compulsive-disorder, ‘mild traumatic brain injury en oplosmiddelvergiftiging. Men hoopt ook dat dit middel bij huisdieren gebruikt kan worden en in de patentaanvraag wordt royaal gefantaseerd over allerlei voedigsmiddelen voor mens en dier die verrijkt zouden kunnen worden met de carnitine/liponzuurcombinatie.
Uit niets blijkt dat Ames en de zijnen iets bijzonders doen met de acetylcarnitine en het liponzuur – het blijven dezelfde producten als nu ook bij de drogist te koop zijn. Hoewel volgens dr Aubrey de Grey – die niet betrokken is bij Juvenon - er een specifieke vorm van liponzuur bestaat die het meest werkzaam is en die patentsgewijs wellicht beter te beschermen is. In de wereld van verkopers van antioxidanten en vitamines bestaat grote terughoudendheid ten opzichte van het doen van wetenschappelijk onderzoek: je laadt een heleboel kosten op je, maar aangezien de producten zelf nauwelijks te patenteren zijn, kan iedere concurrent jouw onderzoeksresultaten gebruiken om zijn eigen producten te verkopen. Het lijkt er dus op alsof Juvenon bij voorbaat de concurrentie aan het subsidiëren is.
Bij Juvenon wil men per se het wetenschappelijk onderzoek af maken alvorens men zich op de markt begeeft met een preparaat – althans dat zegt men. Met dieren is weliswaar het nodige onderzoek gedaan, maar tot dusverre vond met mensen één dubbelblinde ‘trial’ plaats met slechts 18 mannen tussen de 60 en 71 jaar, en terwijl nog enkele onderzoeken lopen is men de markt opgegaan met een preparaat.
Uit dit ene, nog niet gepubliceerde onderzoek aan de San Francisco State University kwamen weliswaar positieve effecten naar voren, maar niet zo dramatisch als eerder onder de ratten gevonden waren. Het onderzoek duurde 17 weken en had een ‘crossover’ design: deelnemers slikten eerst een aantal weken de echte pillen of een placebo, daarna vier weken niets, en werden daarna aan het omgekeerde regiem onderworpen. De belangrijkste objectieve bevindingen waren dat het bloed van de deelnemers minder gevoelig werd voor oxidatieve stress – hetgeen gezien wordt als een verbetering van het functioneren van de mitochondriënen – en dat de antioxidatieve capaciteit toenam.
Via de ‘Psychological General Well Being Index’ van de RAND Corporation werd vastgesteld dat de meerderheid van de deelnemers zich beter was gaan voelen. Sommigen noemden gewichtsverlies, maar de meerderheid sprak van meer energie: ‘ik sprong gewoon mijn bed uit’. ‘Ik had minder slaap nodig’ en meer van dergelijke enthousiaste mededelingen. Het wachten is nu op verder onderzoek om deze resultaten te objectiveren.
Liponzuur
Liponzuur wordt wel de universele antioxidant genoemd omdat het zowel in de waterige als in de vette milieus actief kan zijn. In Duitsland wordt liponzuur al heel lang gebruikt om de neuropathie bij diabetes te bestrijden. Helaas zijn er maar weinig studies beschikbaar die de zin daarvan ondersteunen. Liponzuur zou de insuline-functie ondersteunen. Liponzuur zou ook in het de vitamine C en E en het glutathion kunnen regenereren.
Acetyl carnitine.
Acetylcarnitine is belangrijk bij het in de mitochondria binnen brengen van de vetzuren. Te weinig carnitine betekent dus: te weinig brandstof, en dus te weinig energie. Mensen die carnitine pillen slikken zouden meer energie hebben. Van deze stof wordt ook de belangrijke ‘neurotransmitter’ acetylcholine gemaakt. Het wordt ook wel aanbevolen als ‘smart drug’, en ook atkleten en body builders zouden er enthousiast over zijn.
(1)Age-associated mitochondrial oxidative decay: Improvement of carnitine acetyltransferase substrate-binding affinity and activity in brain by feeding old rats acetyl-Lcarnitine and or R- -lipoic acid Jiankang Liu , David W. Killilea, and Bruce N. Ames 1876–1881 PNAS February 19, 2002 vol. 99 no. 4
(2)Memory loss in old rats is associated with brain mitochondrial decay and RNA/DNA oxidation: Partial reversal by feeding acetyl-L-carnitine and/or R-?-lipoic acid. Liu J, Head E, Gharib AM, Yuan W, Ingersoll RT, Hagen TM, Cotman CW, and Ames BN. PNAS February 19, 2002 vol. 99 2356-2361.
(3)Feeding Acetyl-L-Carnitine and Lipoic Acid to Old Rats Significantly Improves Metabolic Function while Decreasing Oxidative Stress Hagen TM, Liu J, Lykkesfeldt J, Wehr CM, Ingersoll RT, Vinarsky V, Bartholomew JC, and Ames BN. Proc. Natl. Acad. Sci. U.S.A., PNAS February 19, 2002 vol. 99
(4) Mitochondrial Oxidative Decay: Improvement of Carnitine Acetyltransferase Substrate Binding Affinity and Activity in Brain by Feeding Old Rats Acetyl-L-carnitine and/or R-?-lipoic Acid. Liu J, Killilea DW, and Ames BN. (2002) Age-associated Proc. Natl. Acad. Sci. U.S.A., In press.
(5) Acetyl-L-carnitine fed to old rats partially restores mitochondrial function and ambulatory activity Tory M. Hagen,, Russell T. Ingersoll, Carol M. Wehr, Jens Lykkesfeldt, Vladimir Vinarsky, James C. Bartholomew, Mi-Hye Song, and Bruce N. Ames PNAS Vol. 95, Issue 16, 9562-9566, August 4, 1998
(6)Oxidative Damage and Mitochondrial Decay in Aging
MK Shigenaga, TM Hagen and BN Ames The FASEB Journal. 1999;13:411-418.)
(7)Lipoic acid-supplemented old rats have improved mitochondrial function, decreased oxidative damage, and increased metabolic rate Tory M. Hagen, Russell T. Ingersoll, Jens Lykkesfeldt, Jiankang Liu, Carol M. Wehr, Vladimir Vinarsky, James C. Bartholomewa and Bruce N. The FASEB Journal. 1999;13:411-418.)
(8)Age-associated decline in ascorbic acid concentration, recycling, and biosynthesis in rat hepatocytes—reversal with (R)--lipoic acid supplementation
Jens Lykkesfeldt, Tory M. Hagen, Vladimir Vinarsky and Bruce N. Ames
The FASEB Journal. 1998;12:1183-1189
(9)Lipoic Acid Reverses the Age-Associated Increase in Oxidant Vulnerability of Hepatocytes Isolated from Old Rat, both In Vitro and In Vivo when added to the diet.Tory M. Hagen, Bruce Ames, et al., The FASEB Journal
(10) Mitochondrial decay in hepatocytes from old rats: Membrane potential declines, heterogeneity and oxidants increase Tory M. Hagen, David L. Yowe, James C. Bartholomew, Carol M. Wehr, Katherine L. Do, Jin-Y. Park, and Bruce N. Ames Proc. Natl. Acad. Sci. USAVol. 94, pp. 3064-3069, April 1997
|
Manuscript (zomer voor Ortho |
2002 |
36352 |
Theo Richel |
2 |
Koper |
Koper (Cu) is als zwaar metaal zowel giftig als onontbeerlijk. Het is afhankelijk van de hoeveelheid die je binnen krijgt of binnen krijgen moet. Zo zit in hondenvoer maar liefst 20 milligram Cu per kilo; door de bank genomen. Voor heel veel zoogdieren (mensen,
o.a.) zou je dit als aanvaardbaar kunnen beschouwen.
In sommige gebieden is er niet eens een natuurlijk aanbod van deze hoeveelheid (met name voor herkauwers) en moet dit aangevuld worden door het koper toe te voegen aan de likstenen die men in wei en bos daartoe ophangt. Onze KZ van A(KZ)O in Hengelo zorgt daarvoor. Een bekend gegeven waren de vale koeien uit de Bethunepolder in Utrecht (pal ten zuiden grenzend aan de 5-e Loosdrechtse Plas).
Die koeien waren vaal omdat deze polder weliswaar rijk was (en is) aan ijzeroer en zeer schoon kwelwater van de Utrechtse Heuvelrug, maar totaal geen jodium én koper bevat(te).
Daarentegen is er één herkauwer zeer bevattelijk voor koper en dat is het schaap. Die 20 milligram/kg voor een gezonde hond zijn dodelijk voor een schaap.
Nu ben ik van huis uit óók geen toxicoloog en kan je, zonder verdere navraag, ook niet vertellen op welke grenswaarde Homo Erectus van nuttig sporenelement tot giftig Cu ervaart. Je mag er echter veilig van uitgaan, dat 20 milligram/kg voor ons zeker niet ongezond is.
Op aandringen van de fanatici van de Stichting Reinwater heeft min. Jan Pronk de huidige normering van Cu-verontreiniging van oppervlaktewater in de wet vast laten leggen. Die is: 0,01 microgram/liter. Als je goed met komma's weet om te gaan, dan zie je dus dat een stevige, gezonde hond 2.000.001 liter water zou moeten drinken om aan zijn dagelijkse dosis Cu te komen. Gelukkig drinkt mijn hond regelmatig uit een plas regenwater. In het regenwater zit n.l. doorgaans de dubbele toegestane hoeveelheid Cu.
Rijn en Maas voeren per jaar ruim 520 ton (520.000.000 gram) Cu ons land binnen en wij voegen daar nog eens 40 tot 110 ton méér aan toe en daarvan is tenminste 40 ton (40.000.000 gram) afkomstig van de spoorwegen. Ja, die bovenleidingen slijten nogal.
Als je Jan Pronk’s norm aanhoudt van 0,01 microgram per liter water dan betekent deze lozing van koper een vervuiling van 40.000.000.000.000 kubieke meter water.
De geïmporteerde tonnen Cu via Rijn en Maas zijn hoogstwaarschijnlijk ook voornamelijk afkomstig van de bovenleidingen van Zwitserse, Franse, Duitse, Luxemburgse en Belgische treinen. De stroom voor deze treinen wordt voor een groot deel opgewekt in luchtvervuilende bruinkoolcentrales. Van het milieuvriendelijke image van het spoor blijft zo weinig meer over.
Het spoor mag blijkbaar lozen wat het wil, maar als U besluit om koperhoudende anti-fouling onder aan Uw bootje te smeren – het werkt en er zijn geen schadelijke effecten van bekend – dan is dat verboden. Als U dit niet begrijpt dan bent U niet alleen.
|
Manuscript van najaar 2003, najaar 2004 bewerkt door TR |
2004 |
36367 |
Han de Bruin (bewerkt door Theo Richel) |
2 |
Schoon genoeg. Jaarlijks geven we vele miljarden euro's uit aan de bestrijding van milieuproblemen. Ruim 5 miljard hiervan is pure geldverspilling. |
<a href="pdf/schoongenoeg.pdf">Hier staat van dit artikel een pdf-file</a> |
AD-Magazine 4 september |
2004 |
36370 |
Theo Richel |
2 |